The Spiff Mountaineering logo

Kilimanjaro expeditieverslag 2001

Zondag 13 februari

Bij het inchecken op Schiphol hebben we nog geprobeerd om zelf de bagage in het vliegtuig te laden, maar dit is op het verregaande geautomatiseerde Schiphol niet mogelijk. De luchtreis van Schiphol naar Nairobi verloopt probleemloos maar is buitengewoon saai (Libie blijkt vanuit de lucht alleen maar uit zand te bestaan) zo niet oervervelend. Prettig is wél dat de vliegtijd een half uur korter is dan gepland (we hebben waarschijnlijk rugwind) Het Fairview-hotel in Nairobi waarin we terechtkomen ademt een koloniale sfeer uit en een flinke vleug vergane glorie. Men is hier erg beducht op inbrekers; om het hotel staan hekken van vier meter hoog, en voor alle ramen en deuren zitten metalen spijlen. In de tuin staan mannen gewapend met knuppels om indringers met harde hand te weren. Omdat we te laat voor het eten zijn besluiten we om de avond maar in de bar door te brengen. We ontmoeten er een vertegenwoordiger van het wereldmerk Electrolux. De goede man blijkt over een aansprekend gevoel voor humor te beschikken. Kortom: het is een avond lang lachen geblazen. Om elf uur duiken we ons bed in.
Maandag 14 februari
Het ontbijt mag er zijn: veel fruit (mango’s, papaya’s, watermeloenen enz. enz.), gegrillde tomaten en gebakken bloedworst. Per bus gaan we naar Moshi in Tanzania, gelegen aan de voet van de Kilimanjaro. Het landschap onderweg is grotendeels vlak en buitengewoon dor. Overal langs de weg zie je mensen gehuld in traditionele Masai-klederdracht vee hoeden. Bij de grens aangekomen moet verplicht alle bagage van het dak van de bus verwijderd worden, zodat de verantwoordelijke beambte met een krijtje gewapend er een kruisje op kan zetten. Het landschap verandert radicaal als we in de omgeving van Arusha aankomen. De vulkanische bodem van de hier gelegen Mount Meru (4566 meter hoog) is duidelijk erg vruchtbaar. Overal is opeens grasland, en de hogere hellingen zijn uitbundig begroeid met bomen in vele schakeringen groen.In Arusha bevindt zich een halte voor de shuttlebus, en we moeten een half uurtje wachten voordat we weer vertrekken. In die tijd gebruiken we wat op het terras van het Novotel. Als de bus opnieuw vertrekt barst er een onvervalste tropische regenbui los. Omdat de banden van de bus over niet al teveel profiel beschikken wordt de rit even wat spannender, maar net buiten de stad is alles weer kurkdroog. We weten nu ook hoe het komt dat alles hier zo groen is ! Ons hotel in Moshi valt ook niet tegen; een modern gebouw met uitzicht op de Kilimanjaro. Het gebouw is temidden van armoedige hutjes gesitueerd in een voorstad van Moshi en wordt omzoomd door vier muren van elk drie meter hoog. Ook hier weer spijlen voor de ramen tegen de inbrekers. Om het stof een beetje van ons af te spoelen gaan we even lekker het zwembad in (afzien hoor, dat bergbeklimmen). Na een uurtje hebben we dat ook gezien en trekken we ons even terug om te rusten voor het diner.Na een heerlijke maaltijd gaan we in onze kamer alle bagage in drie stukken opdelen; Een gedeelte wat in het hotel moet achterblijven, een gedeelte wat door de dragers moet worden gesjouwd en (het kleinste pakketje) het gedeelte wat in de dagrugzakken gaat die we zelf meesjouwen.
Dinsdag 15 februari
Met een bestelwagentje worden we naar Mount Meru gebracht. Bij de ingang van het Nationale Park ontmoeten we de man die de komende drie dagen onze steun en toeverlaat zal worden; Michael, de park-ranger die als onze gids zal dienen. Onze eigen gids en vijf dragers zullen we niet of nauwelijks zien deze dagen, zij zorgen er alleen voor dat onze rugzakken op tijd in de hutten arriveren waar we zullen overnachten en ze zorgen voor het eten. Michael heeft Duits leren spreken vanaf een cassettebandje van Linguaphone en loopt maar steeds hieruit te oreren: “Guten Tag Frau Weber, wie geht es Ihnen ? Welch ein schönes Wetter Herr Schneider.” Hetgeen danig op ieders lachspieren werkt. Om groot wild op een afstand te houden heeft hij de beschikking over een goed onderhouden geweer, wat zo te zien nog uit de Eerste Wereldoorlog stamt.Ondertussen zien we in een weide een honderdtal waterbuffels, steken giraffen de kop op boven boomtoppen en zien we diverse soorten gazelle’s voor ons wegvluchten. Sylvia geeft het tempo aan in de voetsporen van Michael, maar moet regelmatig even op adem komen. Om vier uur ’s middags komen we bij de Miriakamba-hut aan waar we zullen overnachten. De hut blijkt brandschoon te zijn (ook op de route van vandaag hebben we nog geen weggegooid snoeppapiertje gezien) en het avondeten wat door onze dragers geserveerd wordt is ook prima in orde; soep, verse groente, rijst, kip en als toetje nog wat vers fruit. Dit alles uiteraard vergezeld van veel vocht, want door de grotere hoogte moeten we per persoon minimaal vier liter vocht binnenkrijgen (en geen alcohol!). Na het avondeten wordt het kamp nog opgeschrikt als er plotseling een olifant (een echte!) over het grasveld dendert, compleet met flapperende oren en trompetgeschal. Ook nadat de zon is ondergegaan blijft de olifant rond de hut scharrelen en menigeen durft niet naar het buiten de hut gelegen toilet te lopen en piest maar tegen de muur van de hut aan.
Buffelschedels geven het juiste pad aan
Woensdag 16 februari
Na een goed ontbijt gaan we op weg naar de volgende overnachtingsplaats, de Saddle-hut op 3500 meter. In het bos komen we nog verscheidene soorten apen tegen, die vanaf hun boomtak vol medelijden naar de sukkels beneden kijken.Om half twee komen we bij de hut aan, nadat we op een richeltje hebben zitten lunchen. Die middag gaan René en Erik nog samen met één van de dragers naar Little Meru Peak, op 3900 meter hoogte. Deze wordt in het recordtempo van 24 minuten rond bestormd, en biedt een schitterend uitzicht rondom. Er kan wel 100 kilometer ver gekeken worden.
Op Little Meru Peak (4166 meter)
Sylvia wil zich wat sparen met het oog op de beklimming van de Mount Meru de volgende ochtend en is bij de hut achtergebleven. ’s Avonds worden al vroeg de slaapzakken opgezocht, en wordt de slaap op kunstmatige wijze opgewekt met behulp van een pilletje.
Donderdag 17 februari
Op weg naar de top kijken we in de krater
Om 01.00 staan we op en krijgen we thee en biscuitjes. Een echt ontbijt krijgen we pas als we terug zijn van de top van de Mount Meru. Naar verwachting zal dit om een uur of acht zijn. In het pikkedonker gaan we op weg. Al na 100 meter weigert de hoofdlamp van Erik iedere verdere dienst. Op 4100 meter (we zijn dan al zo’n drie uur onderweg) zegt René dat hij zich niet lekker voelt, en dat hij op de richel bij Cobra Point wil wachten, want hij ziet verdergaan niet zitten. Sylvia en Erik gaan in het spoor van Michael (vandaag zonder geweer) verder naar de top.
Michael en Yusufu op Mount Meru
De route naar boven vergt nogal wat klauterwerk (geen kleuterwerk) en de meegevoerde telescopische skistokken zitten nogal in de weg.Even na 8.00 uur wordt de top bereikt en wordt er genoten van een schitterende zonsopgang (de zon komt achter de Kilimanjaro vandaan en zet alles in een roodgouden gloed) en worden de namen in het topboek bijgeschreven. De afdaling gaat minder snel en pas na twee uur wordt Cobra Point bereikt, waar René nog zit te wachten. Hij heeft de laatste drie uur half geslapen, overgegeven en geprobeerd wat water binnen te houden.
Ook de schoenen moeten bijkomen
Hij voelt zich slecht en wil alleen maar naar beneden. Erik begint last te krijgen van het feit dat hij nog helemaal niets gegeten heeft, en probeert door op Dextrose-blokjes te kauwen nog de illusie van voedsel op te wekken. In een vreselijk laag tempo gaat het naar beneden en pas om twaalf uur wordt de Saddle-hut weer bereikt. René en Erik vallen direct in slaap op een bed, en Sylvia maakt het zich buiten op het grasveld gemakkelijk. Voordat de lunch wordt opgediend krijgt iedereen nog een glaasje siroop aangeboden, wat bij Erik verkeerd valt. Nadat hij discreet heeft overgegeven voelt hij zich echter weer prima, en verorbert direct een aantal pannenkoeken om de lage gaten te dichten. Na de lunch wordt er nog even een dutje gedaan en dan moet de lange afdaling naar de gate worden aanvaard. Iedereen loopt tijdens deze afdaling (er moeten 2000 hoogtemeters worden overbrugd) op de automatische piloot achter Michael aan, die het tempo zo hoog mogelijk houdt. Om 18.00 uur ‘s avonds staan we afgemat bij de gate, waar vanaf 12.00 uur al een chauffeur staat te wachten. Om 20.00 uur worden we bij het hotel afgezet, waar men eten voor ons heeft bewaard. Morgen moeten we de Kilimanjaro op, maar daar wil nu nog even niemand aan denken.
Vrijdag 18 februari
U bent gewaarschuwd!
We zetten de wekker wederom vroeg, want we moeten alle rugzakken nog opnieuw inpakken. Om 8.30 staat Yusufu, onze gids al op de stoep, hoewel we om 9.00 hadden afgesproken. Alles wordt in het busje geladen en we gaan op weg naar de Machame-gate. Hier krijgen we nog een lunchpakket voor onderweg overhandigd, want we zijn al te laat om nog rustig te kunnen lunchen. In eerste instantie is het pad vrij breed, maar dat wordt al snel smaller, totdat er alleen een klauterpartij over boomwortels overblijft.Het regenwoud waar we doorheen lopen is erg dicht, en de zon dringt niet door het dichte bladerdak heen. Dit is een geluk voor Sylvia, die inmiddels zo’n beetje met tweedegraads brandwonden in de rondte loopt.
Klimmend over boomwortels het regenwoud in
Tegelijkertijd met ons vertrekt een Amerikaanse marinier, compleet met camouflagebroek en al. In een razend tempo laat hij ons achter zich. We werden dringend geadviseerd om regenkleding en regenhoezen voor de rugzakken mee te nemen, maar we lopen nu in 30 graden hitte in de rondte en er is geen wolkje te zien, constateren we op een open plek. Wel zien we op alle bladeren en planten nog resten van dauwdruppels, dus het zal hier heus wel vochtig zijn. In de bomen rondom ons horen we allerlei apen, maar ze laten zich nauwelijks zien. Tegen vieren komen we bij de “campsite” aan, een open plek aan de rand van het woud, waar al zo’n twintig tenten staan opgesteld! Overal horen we Duitsers (altijd het meest nadrukkelijk aanwezig) en zien we mensen in de rondte lopen. En dan te bedenken dat we op Mount Meru maar met 6 mensen tegelijk op de berg waren ! Dit is een klein beetje een teleurstelling, maar het uitzicht op de krater vergoedt veel. We zien de maan opkomen achter de ijskappen van de Heim-gletsjer en genieten dan van het diner. Om een uur of acht worden voor het eerst de tenten opgezocht. Sylvia en Erik slapen in de tent van Erik, en René slaapt in zijn eigen tent.
Nog in het regenwoud
Zaterdag 19 februari
De eerste nacht in de tenten is voor iedereen weer even wennen geweest; geen van drieën hebben we lekker geslapen. Om acht uur gaan we op pad; we verlaten het regenwoud en komen terecht in een bos waar de bomen allemaal zwartgeblakerd zijn en geen blad meer dragen. Er heeft hier vier jaar geleden een enorme brand gewoed (maar liefst veertien dagen lang) en de bomen zijn allemaal dood. Aan de temperatuur is te merken dat we al op grotere hoogte terechtkomen; zodra het zonnetje achter de wolken verdwijnt (of wij een wolk inlopen) moeten de jacks aan. In de middag passeren we de boomgrens en tegen drieën staan we op het Shira-plateau de tenten op te zetten. Hier moeten we voor het eerst zelf water filteren, want de meegenomen voorraad is op (gaat erg hard als je per persoon 6 liter per dag moet drinken). Voor het eerst nemen we allemaal een slaappil om van 8 uur nachtrust verzekerd te zijn.
Het water wordt gefilterd
Zondag 20 februari
Vandaag zou eigenlijk onze rustdag zijn, maar in overleg met Yusufu de gids is besloten om de etappe naar Barafu in twee stukken te hakken, zodat we twee korte etappes hebben. Volgens hem komen we daardoor beter geacclimatiseerd en veel uitgeruster aan in Barafu, waar we het hoogste kamp op zullen bouwen. Vandaag gaan we dan naar Barranco.Over de hoogvlakte lopen we bij een uistekend temperatuurtje voort. Ieder dal wat we inlopen is weer anders; in het ene dal treffen we een maanlandschap aan, terwijl we een kwartier later weer tussen de exotische planten rondlopen. Tegen de middag lopen we de wolken in, en het pad verandert van tijd tot tijd in een modderpoel.
Maar toch nog droge voeten
René heeft met afdalen last van een aantal blaren op zijn voeten, en het tempo stokt.Op het moment dat we de overnachtingsplaats kunnen zien gaat Erik vooruit om alvast de tenten op te zetten. De dragers zijn hierbij uitermate behulpzaam en in no-time staat het hele kamp. Sylvia voelt zich niet lekker en de symptomen (hoofdpijn, droge hoest) doen aan hoogteziekte denken. Door René en Erik wordt ze gedwongen om te drinken en tenminste iets van het avondeten naar binnen te werken. Op het moment dat iemand stopt met eten en (nog belangrijker) drinken is het einde van de tocht namelijk zeer nabij. Zodra de zon weg is wordt het bitter koud (we zitten inmiddels op 3500 meter hoogte) en we kruipen vroeg de tenten in.
Het complete team op Shira-plateau
Maandag 21 februari
Als we wakker worden hangen er ijspegels boven onze hoofden; alle vocht wat vannacht verloren is (door ademhaling en transpiratie) is tegen het tentdoek aan gecondenseerd en daar bevroren. Met tegenzin kruipen we (hééél langzaam) de heerlijk warme slaapzakken uit en vervolgens kleden we ons (hééél snel) aan. Met nog meer tegenzin werken we allemaal drie koppen thee naar binnen en gaan daarna de tenten afbreken. We schudden het ijs er zo goed mogelijk af en om negen uur vertrekken we (we konden vandaag dus uitslapen). Sylvia’s hoofdpijn is bijna over, zodat ze waarschijnlijk geen hoogteziekte heeft. De dag begint met een klimmetje door een loodrechte wand, de Barranco-wall. Hier zitten de telescopische skistokken meer in de weg dan dat ze voordeel bieden, maar na een uurtje staan we boven en kijken dan 200 meter recht naar beneden.
De rest van de dag is min of meer vlak en het zonnetje staat inmiddels hoog aan de hemel. Onze overnachtingsplaats is Karanga Valley, en we vinden een mooi plekje aan de rand van een beekje, waar we water uit kunnen halen, en ons enigszins kunnen wassen. Hier laten we tenten en slaapzakken lekker drogen in het zonnetje. Het diner bestaat uit Irish Stew, een onsmakelijk uitziende drab. Alleen René en Erik wagen zich eraan. Direct na het avondeten schuiven we weer de slaapzakken in. Midden in de nacht wordt Erik wakker met ontzettende darmkrampen. Bij een temperatuur van vijf graden onder nul moet hij naar buiten, gekleed in zijn T-shirt en op één schoen (de andere kon hij zo snel niet vinden). Als hij na een kwartier weer de tent inkomt en weer op temperatuur ligt te komen, begint zijn maag op te spelen. Snel wordt de tweede uitgang van de tent opengeritst en wordt de Irish Stew nog een keertje bekeken
Dinsdag 22 februari
Erik voelt zich ontzettend ziek, en heeft inmiddels negen Norit-tabletten naar binnengewerkt tegen zijn darmkrampen. Hij wil Imodium slikken, maar René weerhoudt hem daavan door te zeggen dat zijn lichaam dan ook geen voedsel meer zal opnemen, waardoor hij de top niet zal bereiken. Dit is een steekhoudend argument waar geen weerwoord op mogelijk is. Ook René moet inmiddels een beroep doen op de voorraad Norit, zodat het vermoeden rijst dat het mogelijk aan de Irish Stew heeft gelegen. Erik moet een pil slikken om zijn ontbijt binnen te kunnen houden, en drinkt met de moed der wanhoop zijn thee op. Omdat hij vandaag de zwakste is, bepaalt hij het tempo op weg naar Barafu, het hoogste kamp. Gelukkig is het grootste gedeelte van de route vandaag vlak, en behoeft er alleen maar in de laatste twee uren echt gestegen te worden.Onderweg moet Erik regelmatig rusten, en ook Sylvia houdt af en toe het tempo niet vol. Ze heeft weer last van hoofdpijn en voelt zich niet lekker. Maar toch wordt rond 13.00 uur Barafu bereikt. René is uitermate behulpzaam en zet de tenten op, terwijl Erik een beetje glazig om zich heen zit te kijken. Sylvia duikt direct haar tent in en ook Erik zijgt direct ter aarde als er een matrasje in de tent ligt. Sylvia wil niets eten, maar Erik werkt met de moed der wanhoop (en met behulp van een pilletje) nog een bord spaghetti naar binnen. Ook ziet hij nog kans op anderhalve liter vocht naar binnen te werken, zodat hij nog enigszins zijn vochtverlies aanvult. Om drie uur ’s middags moeten we gaan slapen, want we zullen om middernacht op pad gaan. Derhalve is het weer noodzakelijk dat we een slaappil naar binnen werken. Sylvia heeft aangegeven morgen niet mee te doen met de toppoging, want ze vindt dat ze met het bereiken van dit kamp op 4670 meter hoogte haar grenzen heeft bereikt.
Woensdag 23 februari
Handig formaat vlag meegenomen
Om elf uur (in de nacht dus) worden René en Erik gewekt met een kopje thee en wat biscuitjes. Over het aankleden wordt ongeveer een uur gedaan. Na het aantrekken van één sok moet ieder een paar minuten bijkomen om weer op adem te komen. Om twaalf uur staan ze buiten in de snijdende wind. Het is gelukkig volle maan waardoor het ijs van de boven het kamp uittorende gletsjertongen spookachtig verlicht wordt. Het lijkt nog ontzettend ver naar de top en noch Erik noch René durft te zeggen of ze het zullen gaan halen. Samen met Yusufu de gids en zijn assistent Uwabi beginnen ze om kwart over twaalf aan de spookachtige tocht naar boven. Tegelijkertijd gaat er nog een groep Noren naar boven in een hoger tempo, maar deze groep pauzeert erg veel zodat we elkaar steeds tegenkomen. Na een aantal uren in het duister over steile hellingen vol lavagruis (één stap zetten, en een halve stap terugglijden) wil René even pauzeren omdat het tempo te hoog ligt. Erik geeft hem een paracetamol, om de doorstroming van het bloed wat soepeler te laten verlopen. Dit heeft niet echt effect, René kan het tempo niet meer volgen. Yusufu geeft aan dat we ons in twee tweetallen moeten splitsen. Hij vormt met René de tweede groep, terwijl Uwabi en Erik voorop gaan. Even horen beide groepen elkaar nog en dan gaat alles verloren in de snijdend koude wind. Erik’s wijsvinger begint na verloop van tijd bevriezingsverschijnselen te vertonen, ondanks de dubbele handschoenen die hij aanheeft. Hij opent een mueslireep met een verpakking van zilverpapier, eet hem op en doet de verpakking om zijn vinger en daaroverheen weer de handschoenen. Dit helpt, en om kwart over zes staan Uwabi en Erik op de kraterrand bij Stella Point op 5700 meter hoogte. Achter hen voltrekt zich op dat moment een drama. René raakt steeds vermoeider en kan nauwelijks nog vooruitkomen, duidelijke symptomen van acute hoogteziekte. Op een bepaald moment zet hij een stap naar voren en dan gaat het licht uit. Hij valt buiten bewustzijn achterover neer in het lavagruis. Yusufu brengt hem bij en sleept hem vervolgens mee naar het Barafu-kamp. Hier is inmiddels Sylvia gealarmeerd door de dragers; ze moet zo snel mogelijk alle spullen inpakken en zorgen dat ze naar beneden kunnen want Steve is niet goed geworden en moet met spoed naar beneden worden gebracht. Omdat Sylvia niet weet wie er bedoeld wordt pakt ze razendsnel alle zaken in van beiden en pakt samen met de dragers een tent in. Inmiddels is René gearriveerd, maar weet zich niet te herinneren wie hij is en waar hij zich nu bevindt. Yusufu onderkent de onmiddellijke ernst van de situatie en laat René door een tweetal dragers nog verder naar beneden brengen. Pas op een hoogte van 3500 meter (dus 2000 meter lager) komt René weer een beetje bij zijn positieven en geeft aan zelf verder te willen lopen. Dit impliceert dat er geen acuut gevaar meer is, want hij herstelt weer van zijn hoogteziekte. Sylvia is achter hem onderweg met één van de dragers (die geen Engels spreekt) en weet niet of het nu Erik of René is die ziek naar beneden wordt gebracht. Pas in het Mweka-kamp ziet ze René in de tent van Yusufu liggen slapen.
Erik en Uwabi op de top (om 06.55) Erik is op dat moment nog bezig om de kraterrand te bereiken. Achter Uwabi aan loopt hij langzaam naar boven. De gedachte dat iedere stap hem dichter naar de top brengt, houdt hem op de been. Even onder de kraterrand worden er een aantal mensen met hoogteziekte trillend en bevend door hun gidsen naar beneden gebracht. Hier put Erik weer mentale kracht uit en om 6.15 ziet hij vanaf de kraterrand de zon opkomen achter Mawenzi Peak. Het is nu nog maar drie kwartier naar de top, en die is vanaf dit punt zichtbaar. De laatste 200 hoogtemeters zijn derhalve relatief eenvoudig te overwinnen. Om precies zeven uur schudden Uwabi en Erik elkaars hand en worden hun namen in het boek van de Kilimanjaro bijgeschreven.
Er worden nog foto’s gemaakt van de sponsorvlaggen en dan gaat het weer naar beneden. Erik heeft niet zoveel zin om langer te blijven, want hij had hier met Sylvia en René willen staan. De afdaling gaat zeer snel; nu racen ze door het lavagruis, en bij iedere stap glijden Uwabi en Erik nog een extra meter naar beneden. In Barafu-kamp aangekomen verneemt Erik dat René hoogteziekte heeft gekregen en dat ook Sylvia naar beneden is gegaan. Alleen de gele tent van Erik staat er nog. Hij krijgt de opdracht om een uurtje te rusten alvorens er verder afgedaald wordt. Als hij zijn hoofd neerlegt op de door Sylvia al ingepakte rugzak valt hij onmiddellijk in slaap en wordt na een uur gewekt door Davis, de drager die ook voor ober speelt. Samen met de dragers wordt de tent afgebroken en gaat het steil naar beneden. Al snel wordt de boomgrens bereikt en om 15.00 uur is iedereen weer verenigd bij de Mweka-hut op 3150 meter hoogte. Erik wordt door Sylvia en René gefeliciteerd, en valt uitgeput neer in een bosje. Tot zijn grote vreugde blijkt er een slimmerd in de Mweka-hut te zijn die Coca Cola en bier verkoopt. De vier flesjes (van 350 ml elk) die hij krijgt worden met veel smaak achterover geslagen. Na twee uur in dezelfde houding te hebben gelegen komt hij weer een beetje op krachten en worden de verhalen uitgewisseld. De sfeer in dit kamp is bij iedereen erg ontspannen, want het grote avontuur is inmiddels achter de rug. Het avondeten wordt met smaak verorberd (en veel drinken is niet meer noodzakelijk) en omdat iedereen een zeer vermoeiende dag achter de rug heeft, worden al weer snel de slaapzakken opgezocht. Dit keer hoeft er geen chemische vergetelheid d.m.v. slaappillen geocht te worden, maar kan iedereen “clean” inslapen.
Na de topbeklimming is Erik bekaf
Donderdag 24 februari
We kunnen ook nog uitslapen, want we hoeven pas om 9.00 weg. We lopen door het tropische regenwoud naar beneden en genieten nog van de laatste drie uurtjes. Even na twaalven staan we bij de uitgang van het park, waar al onze dragers gestoken zijn in Lankelma T-shirts. Nadat we gids en dragers een dikke fooi hebben gegeven, gaan we met het busje terug naar Zara, waar de eigenaresse ons naar onze bevindingen vraagt. We hebben alles prima gevonden dus dat zeggen we ook. We hebben verhalen gehoord van gidsen en dragers die ontslagen werden omdat hun groepen niet geheel tevreden waren, dus we durven niets anders te zeggen (en met name de dragers waren ook perfecte reisbegeleiders, met Uwabi de assistent-gids voorop). Even na half twee komen we in het hotel aan, waar we allemaal minimaal een half uur onder de douche staan om alle vuil eraf te spoelen. Erik probeert daarna een baard van twee weken eraf te scheren, maar dat loopt uit op een handeling van drie kwartier. Daarna nog even snel de stad in met een chauffeur van Zara om wat souvenirs te kopen en dan weer een maaltijd aan een echte tafel. Na het diner drinken we nog een whisky in de tuin op de goede afloop en we liggen weer eens vroeg op bed (Erik iets later want die trekt eerst twee keer zijn klamboe naar beneden).
Vrijdag 25 februari
Om 10 uur worden we opgehaald met het busje wat ons naar Nairobi zal brengen. Hier blijken wat misversanden te zijn; eerst zijn er te weinig zitplaatsen, waarna alle bagage naar het dak moet verhuizen. Als dit is gebeurd zijn er toch nog te weinig zitplaatsen, zodat we een ander busje moeten nemen. Dit blijkt niet goed genoeg zodat we weer naar een derde busje gemanoeuvreerd worden. Om half één gaan we uiteindelijk op weg. De reis gaat op zich vrij vlot en zelfs bij de douane en de immigratiedienst van Kenia hebben we geen problemen. Alleen als we in Nairobi aankomen weigert de chauffeur ons naar het hotel te brengen. Pas als we met de papieren van EWP wapperen en dreigen zijn baas op te bellen stemt de chauffeur in, maar steekt bij het hotel aangekomen geen hand uit (geen fooi dus). Die avond eten we bij Carnivore, een restaurant wat ons door één van de vele bewonderaars van Sylvia is aanbevolen. Je kunt hier giraffe, krokodil, zebra en weet ik wat al niet meer voor vleessoorten eten dus dat willen we graag meemaken. We eten ons ongans, maar de wijn is absoluut niet lekker. Zeer voldaan verlaten we om middernacht het restaurant (de disco konden we echt niet meer opbrengen) en lichtelijk aangeschoten zoeken we de hotelbedden op.
Zaterdag 26 februari
We worden om kwart over zeven opgehaald door een taxi, want we moeten om acht uur op het vliegveld zijn. René probeert om de bagage door ons zelf het vliegtuig in te laten brengen, hetgeen nog lukt ook (we moeten het hele verhaal helaas wel 37 keer aan diverse beambten uitleggen). We hebben verdorie wel twee uur vertraging omdat ons vleigtuig zonodig op een ander vliegtuig uit Mombasa moet wachten, wat vol zit met Zwitsers die ook naar Schiphol gaan. De vlucht verloopt verder vlekkeloos en om zeven uur zien we weer bekenden op Schiphol staan. Sylvia’s moeder heeft voor iedereen bloemen gekocht, hetgeen zeer op prijs wordt gesteld. Al met al zijn de doelstellingen van de expeditie gehaald (minimaal 1 deelnemer op de top en iedereen weer veilig terug) maar toch is het jammer dat we er niet met z’n drieën hebben gestaan. Dit zal zeker op het volgende avontuur wel het geval zijn.

Keuzemenu

Lezingen wegens succes geprolongeerd; Op verschillende bijeenkomsten van sponsors heeft Spiff Mountaineering lezingen "op maat" gegeven over de wijze waarop project-management bij ons wordt toegepast en over de analogie van alpinisme en HR-vraagstukken. Neem contact met ons op voor meer informatie!